Trap 2 Welvaartsziekten

(Het groene stukje werd als mail verstuurd naar kinderen en vrienden.)

Misschien vond je de vorige tekst niet zo denderend ... ? Misschien dacht je 'Er staat niks nieuws in'?

Er staat inderdaad een hele boel 'oude' informatie in. Misschien heb ik het niet goed geformuleerd? Of misschien lees je enkel de 'oude' info en krijg je daardoor de indruk dat je het al allemaal al eens gehoord hebt? Misschien zijn we al zo verzadigd door allerlei berichten over cholesterol, omega 3, poly-onverzadigde en verzadigde vetzuren, en ga zo maar door, dat we door de bomen het bos niet meer zien? Eén van de verdiensten van The China Study is dat de onderzoeken van de laatste 50 jaar duidelijk op een rijtje worden gezet. En, en dit lijkt me essentieel, dat er duidelijke accenten worden gelegd die tot nu toe in de informatiestroom verloren gingen.

Het belangrijkste uit trap 1, nl. dat vlees eten slécht is voor je gezondheid was voor mij totaal nieuw. Meer nog: alle dierlijk producten bevorderen de ontwikkeling van kanker (en andere ziektes) ... Niet iets om licht over te gaan dacht ik. Wist iedereen dat al? Waarom zouden we dan nog vlees, vis of kaas eten...? Of mis ik iets? Of misschien klinkt het allemaal te betuttelend?

Wat er ook van zij, hier komt de tweede trap, over de welvaartsziekten: hartaandoeningen, kanker, Alzheimer, zwaarlijvigheid, diabetes, enz. De kans is groot dat je iemand kent uit je familie of naaste omgeving die ze heeft (gehad). Uit onze eerste trap, Van muizen en mensen, blijkt dat deze ziekten nauwelijks voorkomen in culturen die voornamelijk van plantaardig voedsel leven zoals op het platteland in China. Wanneer de welvaart stijgt en we meer en meer vlees, zuivelproducten en suikers gaan eten, dan duiken hoger vermelde kwalen op.

P.S. Wil je het eens helemaal ànders zien? Ga dan naar de Heart Attack Grill , een Amerikaans fastfood-hamburgerrestaurant in Chandler, Arizona.
Het restaurant heeft een ziekenhuisthema: de serveersters zijn gekleed als verpleegsters, de bestelling heet een recept en de patiënten (klanten) worden door een arts onderzocht. Klanten die meer dan 160 kg wegen, eten gratis. Op het menu staan de "Single", "Double", "Triple", en "Quadruple Bypass" hamburgers, die 230 tot 910 gram vlees bevatten. De friet wordt gebakken in reuzel. Verder verkoopt men sigaretten zonder filter, bier, sterke drank en frisdranken die veel suiker bevatten. En om het allemaal een beetje in perspectief te zetten: Man May Have Had Heart Attack at Heart Attack Grill.

Trap 2: Welvaartsziekten

Een eerste opmerking is dat al de vermelde ziekten feitelijk veel gemeen hebben, vooral als het over hun link met voeding gaat. Er is immers géén specifiek dieet tegen kanker en een ander tegen hartziekten. Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat als een dieet goed is tegen kanker, het ook goed is tegen hartkwalen, obesitas, cataract, Alzheimer, osteoporosis, enz. Al deze ziekten hebben immers dezelfde oorzaak: ons Westerse, ongezonde dieet. Willen we daar iets aan veranderen, moeten we ons dieet veranderen.

De stukjes uit deze tweede trap zijn gerangschikt per ziekte. In al het onderzoek van de laatste jaren* wordt o.m. nagegaan of de conclusies uit het labonderzoek op dieren (zie trap 1) kan uitgebreid worden naar mensen en of er verschillen zijn binnen dezelfde bevolking of tussen verschillende bevolkingen (m.a.w. is een ziekte niet genetisch bepaald?). In elk stukje staat het verband tussen de ziekte en de voeding uitgelegd. Naarmate je door de verschillende onderdelen gaat, wordt het grotere beeld duidelijk. Dat toont aan dat een voedingspatroon gebaseerd op planten en fruit een gunstige invloed heeft op àl de vermelde ziekten. Dat betekent meteen dat een aantal van onze tot nu toe algemeen aanvaarde waarden fout zijn. En dat ze daarom en bedreiging zijn voor onze gezondheid.

Sommigen hebben daar, zonder het zelf te weten, de hoogste prijs voor betaald. Toen ik dit schreef, moest ik verschillende keren aan mijn vader denken. Hij onderging twee bypass operaties. De hoofdslagader uit zijn rechterbovenbeen werd tot twee maal toe vervangen. De laatste keer door een kunstader die eerst door zijn lichaam werd afgestoten. Na een paar angstige dagen 'aanvaardde' zijn lichaam eindelijk de plastieken vervanger. Een paar jaar later werd prostaatkanker vastgesteld. Niks om over te panikeren verzekerde de behandelende arts. De meeste oude mannen sterven immers mét en niet vàn hun prostaatkanker. Toch was de kanker een paar jaar later uitgezaaid. Wat op de eerste 'bone scans' nog enkele zwarte puntjes waren, werden al snel grote, zwarte vlekken. Mijn vader overleed 6 jaar geleden op 3/4/2006.

* Campbell is gedurende 40 jaar actief geweest in het onderzoek en heeft o.m. meer dan 300 papers (mee)geschreven (zelf telden we meer dan 650 referenties doorheen het hele boek, waar vaak ook nog review papers tussenzitten). De eigenlijke China Study is het resultaat van een 20-jarige samenwerking tussen Cornell University, Oxford University en de Chinese Academy of Preventive Medecine. Campbell is nu prof. emeritus Nutritional Biochemistry in de Cornell University.

In het boek wordt vaak gezegd dat je door zus of zo te eten je 2 keer of 3 keer of 10 keer meer of minder risico loopt. 
Maar wat betekent dat nu juist x keer meer of minder kans? Vanaf 3 of 4 keer meer of minder, wordt het ernstig. Neem bijvoorbeeld 
rokers. Rokers hebben ongeveer 10 keer meer kans om longkanker te krijgen.
Zie ook bijvoorbeeld: wat is een kans en wat kun je ermee?
Alle vermelde websites werden geconsulteerd gedurende de twee eerste weken van april 2012.

Gebroken harten

'The heart is the centerpiece of life and, more often than not in America, it is the centerpiece of death.' (p.111)

Hartkwalen zijn verantwoordelijk voor 40% van de sterfgevallen in de V.S. Dat is meer dan eender welke andere ziekte, kanker inbegrepen. De ziekte maakt geen onderscheid in ras of geslacht. Mocht je nu aan de meeste vrouwen vragen welke ziekte het meest bedreigend is, borstkanker of hartziekte, zouden er véél borstkanker antwoorden. Toch ligt het sterftecijfer omwille van hartkwalen acht keer hoger dan dat van borstkanker.

Only REAL men have heart disease ...

Cholesterol en bloeddruk zijn voor ons alledaagse termen maar zijn in feite pas 50 jaar geleden in onze woordenschat opgedoken dankzij het Framinghamonderzoek.

Death by food

In Framingham, MS (net buiten Boston) wordt in 1948 de eerste belangrijke studie gelanceerd naar risicofactoren voor hartaandoeningen. Daar merkt men voor het eerst het belang van cholesterol, bloeddruk, sporten, sigaretten en zwaarlijvigheid (obesitas). Deze studie diende ondertussen als basis voor meer dan 1000 andere onderzoeken en loopt nog steeds.
Tot dan toe dacht men dat hartinfarcten een onafwendbaar gevolg waren van de onvermijdelijke 'sleet' op het lichaam. Net zoals een motor na een paar honderduizend kilometer versleten is, dacht men dat de menselijke motor na een tijdje opgeleefd was. Die ging dan stokken (en soms ook stoppen). In deze studie werden voor het eerst risiscofactoren bloot gelegd en ontstond het idee dat je hartaandoeningen kan voorkomen. Een vergelijkende studie uit 1959 toont de sterftecijfers van 20 verschillende landen:

Heart Disease Death Rates for Men Aged 55 to 59 (p.115)

(Wil je de huidige toptien kennen ga dan bijv. naar http://www.nationmaster.com. Momenteel ligt Slowakije aan de kop met 216 doden per 100.000, gevolgd door Hongarije en Ierland.)

Waarom waren de cijfers in de V.S. aanzienlijk hoger dan in andere landen?
'Quite simply, it was a case of death by food.' (p.116) Daar waar minder verzadigde vetten en dierlijke proteïnen en meer volle granen, fruit en groenten werden gegeten, was het dodenaantal aanzienlijk lager.

Genetisch bepaald?

Misschien zijn bepaalde groepen genetisch voorbestemd voor hartkwalen? We weten dat dit niet zo is omdat binnen een dezelfde genetische groep eenzelfde verband tussen dieet en ziekte werd vastgesteld. Zo hebben Japanse mannen, uitgeweken naar Hawaï of Californië, een hoger cholesterolgehalte en o.m. daardoor een groter risico voor hartkwalen dan Japanse mannen in Japan. Vermits beide groepen dezelfde genetische bagage hebben, is de doodsoorzaak duidelijk te wijten aan de omgeving. Onderzoek wees uit dat bloedcholesterol steeg naarmate verzadigde vetten, dierlijke proteïnen en voedingscholesterol stegen. Simpel gezegd: dierlijke voeding staat gelijk met hogere cholesterol, plantaardige voeding met lagere cholesterol. Latere onderzoeken wezen eveneens uit dat voeding een mogelijke oorzaak van hartaandoeningen was: hoe meer verzadigde vetten en voedingscholesterol (als aanduiding voor dierlijke voeding), hoe hoger de kans op hartziekten. Over de jaren heen zijn andere landen meer en meer 'Amerikaans' gaan eten: hun percentage hartaandoeningen is dan ook aanzienlijk gestegen.

Vet en cholesterol

In de loop van de volgende jaren wijst de ene na de andere studie uit dat mensen met een lowfat, low cholesterol diet tot vier keer minder risico lopen. Zo is er o.m. een studie die (al!) in 1946 start met 2 x 50 mensen die een hartaanval hebben overleefd. De ene groep (A) blijft 'gewoon' eten, de andere (B) volgt een dieet met minder vet en cholesterol. Na 8 jaar is nog 24% van groep A en 56% van groep B in leven. Na 12 jaar is iedereen in groep A dood t.o.v. 32 % overlevenden in groep B.

Men kreeg dus een steeds beter beeld van de oorzaken van de #1 killer in America. Vanaf dan is iedereen geconcentreerd op vet en cholesterol. Zij worden geïsoleerd als de 'bad guys', de slechteriken verantwoordelijk voor onze belabberde gezondheid. En dat terwijl vet en cholesterol eerder indicatoren zijn. Van wat? Van het feit dat onze voeding hoofdzakelijk van dierlijke oorsprong is. Kijk bijvoorbeeld naar de grafiek hieronder die de relatie tussen hartziekten en dierlijke proteïneconsumptie aangeeft.

Heart Disease Death Rates for Men Aged 55 to 59 Years and Animal Consumption across 20 Countries (p.119)

En toch is dierlijke proteïne op één of ander manier in de schaduw gebleven en werden verzadigd vet en cholesterol als de grote boosdoeners bestempeld. Deze drie elementen: vet, dierlijke proteïnen en cholesterol zijn karakteristiek voor dierlijke voeding. Is het dan niet normaal dat het die dierlijke voeding is die hartziekten veroorzaakt? En niet alleen die twee geïsoleerde elementen? Waarom werd er toen niet massaal ingegrepen?

'Preventing heart disease by diet was a threatening idea because it implied that something about the good old meaty American diet was so bad for us that is was destroying our hearts. The status quo boys didn't like it.' (p.120)

De visie van de 'status quo boys' komt uit de ongelukkige associatie tussen vlees eten en fysieke kracht, mannelijkheid, sexuele identiteit en economische welvaart. Ironisch samengevat zou je kunnen zeggen: Only REAL men have heart disease...
Deze status quo (laten we vooral niks veranderen aan de huidige stand van zaken) bestaat tot op de dag van vandaag. Dieet is de voorbije jaren volledig op de achtergrond geschoven ten voordele van chirurgie, geneesmiddelen en elektronische hulpmiddelen.

Bypass en simvastatine

De laatste 50 jaar stonden in het teken van technologie en chemisch onderzoek. Op gebied van hartchirurgie werd enorme vooruitgang geboekt. De eerste harttransplantatie bijvoorbeeld dateert van 1967. Wat toen wereldnieuws was, is nu heel courant geworden. Medicatie die cholesterolproductie afremt (de statines), krijgt weldra een plaatsje in elke huisapotheek naast aspro en dafalgan. Daardoor is het sterftecijfer omwille van hartkwalen sterk gedaald. In de V.S. is dat 58% t.o.v. 1950. Eén van de belangrijkste factoren hierin is de snellere respons van MUG en intensieve diensten. Als je in 1970, als 56 plusser, een hartaanval kreeg en het geluk had levend de kliniek te bereiken had je 38% risico om te sterven. Nu is dat 15%. Bovendien is het aantal rokers drastisch gedaald. En dat heeft ook weer een positieve invloed op de sterftecijfers. Technologische innovatie, nieuwe medicatie, minder rokers en steeds betere chirurgische mogelijkheden hebben dus voor een aanzienlijke vooruitgang gezorgd.

Of niet?

In Amerika zijn hartziektes nog steeds de #1 killer. Om de 24 uur sterven er 2000 Amerikanen aan een hartaandoening. In feite is de incidentieratio (niet de mortaliteitratio) voor hartziekten ongeveer dezelfde als in 1970. In andere woorden: we sterven er minder van maar we krijgen het nog altijd even veel. We zijn beter geworden in het uitstellen van de dood maar niet in het voorkomen van de oorzaken.

De 'technische' oplossingen voor hartkwalen zijn veel minder doeltreffend dan men denkt. Bypassoperaties bijvoorbeeld zijn bijzonder populair. De kosten zijn enorm. Niet alleen de financiële: 1 patiënt op 50 sterft aan complicaties. De operatie zorgt ervoor dat de bekende pijn in de borst verdwijnt, de zgn. angina-pectoris. Maar die pijn komt na de operatie terug. Na drie jaar heeft meer dan één derde van de patiënten terug pijn in de borststreek. Na tien jaar heeft de helft ofwel terug pijn ofwel terug een hartaanval (al dan niet fataal). Enkel bepaalde subgroepen van de geopereerden leven langer dankzij de operatie. Studies wijzen zelfs aan dat mensen die een bypass hebben niet minder hartaanvallen hebben dan diegene die niet werden geopereerd.
Angioplastiek (verwijden van vernauwde aders met 'ballonnetjes' al dan niet gevolgd door plaatsing van stents) is hetzelfde verhaal. Na vier maanden sluit 40% van de 'open geblazen' bloedvaten zich terug.

Hartchirurgie doet dus niks aan de oorzaken van de hartkwaal. Ze richt zich tot de ergste hartpatiënten en doet niks aan de preventie. En dat terwijl hartchirurgie al 50 jaar als een krachtig hupmiddel in de 'war on heart disease' wordt gezien. Misschien zijn we die oorlog niet aan het winnen. Waarom zijn de aanbevelingen rond dieet aan de kant geschoven? Terwijl ze al bekend waren in de jaren '40 en '50? Campbell zelf zegt dat hij als student geneeskunde in de jaren '60 te horen kreeg dat dergelijk onderzoek niet bestond, zelfs niet werd overwogen... Misschien schuiven de 'status quo boys' dat onderzoek onder tafel? (zie trap3)

Esselstyn & Ornish

Toch is er nu hier en daar al een geneesheer die een héél eenvoudige remedie heeft voor vaatziekten: gezonde voeding.

Eén ervan is Caldwell B. Esselstyn, Jr. een vroegere hartchirurg uit één van de meest prestigieuse hartklinieken in de V.S. in Cleveland, Ohio. Uit zijn 20-jarige studie (gestart in 1985) blijkt, ook hier weer, dat een dieet gebaseerd op planten niet alleen de ziekte kan tegenhouden maar zelfs genezen (bij 70% van de patiënten gingen de aders na verloop van tijd terug open).

Ook Dean Michael Ornish toont met zijn dieet (geen dierlijke producten, behalve het wit van ei en één glas magere melk of yoghurt per dag, 1 uur meditatie, ademhalings- en ontspanningsoefeningen per dag en 3 uur sporten op eigen niveau per week) dat meer dan 82% van zijn patiënten de hartziekten konden terugdringen zonder medicatie, chirurgische of technische ingrepen.

(Tussen haakjes: Esselstyn en Ornish zijn de dokters waar Bill Clinton naar verwees toen hij om gezondheidsredenen verplicht overschakelde op een dieet van beans, legumes, vegetables and fruits.)

Hoe moet het nu verder? We weten nu dat je vaatziekten kan voorkomen door je eetgewoonten te veranderen. Dus moeten we anders gaan eten. Maar dat is voor trap 3.

terug naar overzicht

 

Obesitas

Bevallingen duren gemiddeld 2 uur langer omdat de vrouwen gemiddeld ouder en dikker zijn. 
Radio1 3/5/2012 zie ook http://www.gezondheidsnet.nl

Om te weten wat precies bedoeld wordt met overgewicht, zwaarlijvig, corpulent, obees, enz. hanteren we de BMI, body mass index (de verhouding tussen je lengte en je gewicht) soms ook Quetelet-index genoemd naar de Belgische uitvinder, Alphonse Quételet. Een BMI tussen de 25 en de 29,9 betekent overgewicht. Campbell spreekt van obesitas (zwaarlijvigheid) voor een BMI hoger dan 30.

Graisseland, TN

Graceland, TN 2011 (eigen foto)

Eén van de eerste dingen die opvallen als je in Amerika aankomt is dat er precies meer dikke mensen rondlopen. Dat blijkt ook te kloppen: twee op drie volwassenen hebben overgewicht, een derde van de bevolking is obees. Het onrustwekkende hierin is dat steeds meer kinderen lijden aan overgewicht. Dat maakt ze gevoeliger voor ernstige aandoeningen zoals glucose intolerantie (zie diabetes), hoge bloeddruk, apneu en beenderproblemen. Het ergste is echter dat zwaarlijvige kinderen hoogstwaarschijnlijk ook zwaarlijvige volwassenen zullen worden met een leven vol gezondheidsproblemen.

Obesitas kan het leven bijzonder onaangenaam maken. Spelen met je (klein)kinderen of sporten (zelfs wandelen) wordt problematisch. Een degelijke stoel vinden in filmzaal of vliegtuig is niet evident. Zelfs gewoon op een stoel zitten kan zorgen voor gewrichtspijnen. Ook rechtop staan kan een ware belasting betekenen voor de knieën. Te veel gewicht meesleuren kan een dramatisch effet hebben op je mobiliteit, werk, mentale gezondheid, zelfbeeld en sociale leven. Dit gaat niet over doodgaan, wel over onaangenaam leven. Door obesitas mis je een heel pak leuke dingen in het leven.

Het mag duidelijk zijn dat niemand echt zwaarlijvig wil zijn. Hoe komt het dan dat er zo veel mensen (in Amerika) aan obesitas lijden?

Tussen haakjes: de hier vermelde cijfers komen uit The China Study en verwijzen vaak naar Amerikaanse situaties. Denk vooral niet dat de situatie hier in België aanzienlijk beter is: 49% van de Belgische mannen en 28% van de Belgische vrouwen lijdt aan overgewicht (zie ook de quote onder het titeltje 'Diabetes').

Waarom is er een obesitas-epidemie?

Ik veronderstel dat je hem ondertussen al van heel ver hoort afkomen: omdat we verkeerde dingen eten en te weinig bewegen. Verschillende studies wijzen erop dat vegetariërs en veganisten gemiddeld 2 tot 14 kg lichter wegen dan omnivoren. Let wel: Campbell heeft het over vegetariërs die volle granen, groenten en fruit eten. Als je enkel taart, pasta en snoep zou eten, ben je ook 'vegetariër' maar eet je even goed massa's vet en suikers. Het gaat bovendien over langdurige vegetariërs en veganisten (minstens 5 jaar). Enkel wanneer je een dieet lang (liefst de rest van je leven) kan aanhouden, heeft het een blijvend effect. Het kan dan ook maar best gezond zijn (én lekker én ethisch verantwoord). Als je snel snel kilo's wil afvallen, lukt het trouwens meestal niet. Dan krijg je het bekende jojo-effect. (Over de gezondheidsproblemen veroorzaakt door het Atkins-dieet komt er een stukje in trap 3).

Even terzijde: de obesitas-epidemie is voor heel wat mensen een echte goudmijn. Denk alleen maar aan de miljoenen die het Atkins-dieet heeft opgebracht (en nog steeds opbrengt). Het zou dus best weleens kunnen dat we verdrinken in een oceaan van verkeerde informatie omdat dat sommige mensen ook goed uitkomt (zie ook Weight Watchers, South Beach, enz.).

In trap 3, the nutrition guide, komt er meer maar hier al een paar tips:

  1. Je hoeft geen calorieën te tellen. Eet zo veel je wil, zo lang je de juiste dingen eet.

  2. Zelfopoffering is voor niks nodig. Als je met een hongergevoel blijft zitten, is er iets verkeerd.

    Als je volle granen, groenten en fruit eet, zal je zelfs méér eten dan wanneer je vlees at. Fruit, groenten en granen bevatten immers minder energie dan dierlijk voedsel en toegevoegde vetten. Bovendien bevatten ze meer vezels. Dat geeft je een 'voller' gevoel zonder dat je daarom meer caloriën binnen krijgt. Je eet dus meer maar in verhouding minder calorieën. Het zou echter bijzonder moeilijk worden om op lange termijn met minder calorieën te leven. Gewichtsverlies veroorzaakt door calorierestrictie is trouwens zelden van lange duur.
    Vegetariërs eten even veel of zelfs méér calorieën dan vleeseters en toch blijken ze magerder.
    Uit het onderzoek op het platteland in China (zie trap 1), bleek dat de Chinese plattelandsbevolking met hun plantendieet meer caloriën per kg lichaamsgewicht innamen dan de doorsnee Amerikaan. Je zou dus verwachten dat ze dikker zijn. Het tegendeel was waar: Chinezen zijn magerder ook al eten ze een groter volume en meer caloriën. Misschien denk je dat het te verklaren is door meer fysieke arbeid. Neen, want hier werden de minst actieven uit de Chinese bevolking (mensen die op een bureau werken) vergeleken met doorsnee Amerikanen. Bovendien hebben studies in Israël en het VK (beide niet agrarische gemeenschappen) eveneens aangetoond dat vegetariërs even veel of aanzienlijk meer caloriën eten en toch minder wegen. Hoe kan dat? Eén van de verklaringen ligt in de thermogenese (de productie van lichaamswarmte gedurende onze stofwisseling, zie ook trap 1). Vegetariërs hebben een hoger stofwisselingsritme in rust. Dat betekent dat de caloriën eerder worden omgezet in warmte dan in vet. Een kleine stijging in het metabolisme over een periode van 24 uur zorgt voor een groter aantal verbrande calorieën.

Sporten

De voordelen van dieet in combinatie met bewegen werden o.m. aangetoond in de alfatoxine experimenten (zie trap 1). Herinner je dat hierin twee groepen muizen twee verschillende diëten kregen: één rijk in dierlijke proteïne (20% caseïne) en één arm in dierlijke proteïne (5% caseïne). Na een tijdje leek het erop alsof de 5% dieren actiever waren dan de 20% dieren. Om dit te testen plaatste men in beide kooien loopwielen met tellertjes. Vanaf de eerste dag oefenden de 5% dieren - vrijwillig - twee keer meer dan de 20% dieren. Dat bleef ook zo gedurende het hele experiment.

Een plantaardig dieet houdt het lichaamsgewicht dus onder controle op twee manieren. Ten eerste worden calorieën opgebruikt als lichaamswarmte en niet opgeslagen als vet. Ten tweede moedigt een plantaardig dieet fysieke activiteit aan. Naarmate het gewicht daalt, wordt het ook nog eens makkelijker om fysiek actief te zijn. Dieet en beweging werken dus samen om het lichaamsgewicht te doen dalen en de gezondheid te doen stijgen.

Obesitas zal in de toekomst voor ernstige gezondheidsproblemen zorgen. Om dat zo veel mogelijk te vermijden zouden volgende aanbevelingen kunnen nuttig zijn. Ten eerste is overgewicht niet iets dat je in een paar weken (of zelfs een paar maanden) oplost. Let op voor diëten die je snel gewichtsverlies voorspiegelen. Het dieet dat je helpt gewicht te verliezen op korte termijn moet je ook op lange termijn en op een gezonde manier blijven gebruiken. Ten tweede is het verkeerd obesitas als een geïsoleerd fenomeen te beschouwen. Op die manier geef je de indruk dat er specifieke oplossingen zijn. Je maakt zwaarlijvigheid los van de andere ziekten waarmee het sterk verbonden is. Je verliest context. Ook het idee dat obesitas enkel en alleen van genetische oorsprong zou zijn, is gevaarlijk. De ontdekking van een obesitas-gen houdt in dat je dat gen vroeg of laat wel zal kunnen controleren. Dat is erg kortzichtig en onproductief. Als je gelooft dat obesitas te wijten is aan specifieke genen, geeft je dat ook een excuus om de 'schuld' van zwaarlijvigheid te steken op iets dat je toch niet kan controleren. Je kan dat wel controleren: met mes en vork.

terug naar overzicht

Diabetes

Diabetes gaat vaak samen met obesitas. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de obesitas-epidemie gepaard gaat met een oncontroleerbare stijging van diabetes. Van 1990 tot 1998 is de incidentieratio in de V.S. gestegen met 33%. Meer dan 8% van de Amerikaanse volwassenen heeft diabetes. Dat staat voor ongeveer 16 miljoen mensen. Het meest angstaanjagende cijfer? Meer dan één derde van de mensen met diabetes weten (nog) niet dat ze het hebben.

(Ook in België, voorziet men dat het aantal diabetes verder zal verder oplopen tot 9,6 % of 1 op 10 volwassen Belgen in 2030. http://www.diabetes.be)

Wat is diabetes?

Diabetes mellitus is een chronische, niet geneesbare aandoening. Bij diabetes produceert het lichaam onvoldoende insuline of is het lichaam ongevoelig voor het effect van insuline. Hierdoor kan suiker vanuit de voeding onvoldoende opgenomen worden in de verschillende cellen om daar als energiebron te dienen. Daardoor ontstaat een verhoging van het bloedsuikergehalte (hyperglycemie). En samen met een hyperglycemie zien we vaak stoornissen in de bloedvetten (cholesterol) en de bloeddruk. Het is een van de meest voorkomende chronische ziekten van onze samenleving. Het gaat gepaard met een verhoogd overlijdensrisico door hart- en vaatcomplicaties en met een verhoogd risico op blindheid en nieraantasting. http://www.diabetes.be

Het zal duidelijk zijn dat voeding een enorme invloed heeft op diabetes. Met de juiste voeding kan je diabetes voorkomen en zelfs behandelen. We weten al bijna honderd jaar dat maatschappijen met een laag diabetes percentage andere eetgewoonten hebben dan die met een hoog percentage:

Diets and Diabetes Rates, circa 1925 (p.148)

In 1935 toont uitgebreid onderzoek dat een dieet met koolhydraten en weinig vet (een plantaardig dieet), het aantal diabetes gevallen doet dalen.

30 jaar later doet men opnieuw uitgebreid onderzoek in Zuid-Azië en Zuid-Amerika. Landen met lage diabetes percentages hebben een dieet met minder (dierlijke) proteïnen, vet en dierlijk vet. Hetzelfde onderzoek wordt uitgebreid naar elf andere landen in Azië en Centraal Amerika. Overgewicht blijkt zeer sterk gerelateerd aan diabetes. Bevolkingsgroepen die een uitgesproken 'Westers' dieet volgen, blijken ook de hoogste cholesterolwaarden te hebben. Hoge cholesterolwaarden zijn sterk gerelateerd aan diabetes. 'Is it starting to sound familiar?'

Genetisch bepaald?

Misschien waren de verschillen tussen de verschillende landen niet te wijten aan dieet maar wel aan genetische verschillen? Of aan een gebrek aan fysieke aktiviteit? Om hierop een antwoord te krijgen zou het beter zijn de diabetes percentages te controleren in één populatie. Hiervoor gaat men naar de Seventh-Day Adventists. Hun geloof moedigt hen aan zo weinig mogelijk vlees, vis, eieren, koffie, alcohol en tabak te gebruiken. Als gevolg hiervan is meer dan de helft vegetariër. Maar 90% van deze vegetariërs eten nog wel melkproducten en/of producten op basis van ei. Dat betekent dat ze een significante hoeveelheid van hun calorieën uit dierlijke producten halen. Wel moet gezegd worden dat 'vlees eten' bij de Adventisten niet dezelfde betekenis heeft als bij ons. Ze eten immers maximaal 3 porties vlees per week en maximaal 1 portie vis/kip om de twee dagen. (We kennen genoeg mensen uit onze omgeving die dat op 2 dagen eten.) Je zou deze 'gematigde' vegetariërs dus kunnen vergelijken met 'gematigde' vleeseters. Toch ligt het percentage diabetes bij hen 50% lager. Door zich vlees te 'ontzeggen', 'ontzeggen' ze zich dus ook de ravage van diabetes. Het percentage obesitas lag bij hen ook 50% lager.

Vergelijkende studies tussen in de V.S. ingeweken Japanners en Japanners in Japan tonen hetzelfde aan: omdat de Japanners in Amerika meer dierlijke proteïne, meer dierlijk vet en meer dierlijke cholesterol aten, was het aantal diabetes bij hen vier keer hoger. Ondertussen is gedurende de laatste 25 jaar het aantal diabetes bij kinderen meer dan verdrievoudigd. Terzelfdertijd is de consumptie van dierlijke proteïne en dierlijk vet aanzienlijk gestegen.

Andere studies in Engeland en Wales, in Iowa (36.000 vrouwen gedurende 6 jaar), in Colorado tonen steeds hetzelfde. Neem dezelfde bevolking of vergelijk bevolkingen, steeds opnieuw blijkt dat een dieet met veel vezels, volle (in de betekenis van ongeraffineerd, onbehandeld zoals in het Engelse whole food), plantaardige voeding beschermend werkt tegen diabetes terwijl dierlijke voeding met veel vet en veel proteïnen diabetes bevordert.

Diabetes genezen

Al het vermelde onderzoek is gebaseerd op observatie. Maar zelfs als je iets vaak observeert dan nog zou het toeval kunnen zijn. Om het verband tussen omgeving (dus ook dieet) en ziekte aan te tonen is er zgn. gecontroleerd of interventie onderzoek nodig. Dit houdt in dat men het dieet van mensen, die reeds diabetes hebben, gaat veranderen.

James W. Anderson onderzocht het effect van een vezelrijk dieet met veel koolhydraten en weinig vet op zijn diabetes patiënten. Gedurende een week volgden ze het dieet aanbevolen door de American Diabetes Association en schakelden dan over naar het experimentele 'veggie' dieet gedurende drie weken. Ondertussen werden bloedsuiker, cholesterol, gewicht en medicatie bijgehouden. Er waren twee groepen: type 1 en type 2 diabetici.
Type 1 diabetici kunnen geen insuline aanmaken. Na drie weken, kon hun insuline medicatie verlaagd worden met 40%. Bloedsuikerspiegels verbeterden en cholesterol daalde met 30% (waardoor ook het risico op hartaandoeningen daalde).
Type 2 diabetici kunnen beter behandeld worden omdat de schade aan de pancreas (de klier die voor insuline zorgt) niet zo groot is als bij type 1. Hier waren de resultaten zo mogelijk nog spectaculairder: van de 25 patiënten konden er na verloop van de drie weken 24 stoppen met hun insuline medicatie.
Anderson herhaalde het experiment later met hetzelfde effect. De daling van de cholesterol is bovendien blijvend, zo lang de patiënt het dieet aanhoudt.

Een ander onderzoek van het Pritikin Center toonde hetzelfde effect. Een plantaardig, vetarm dieet in combinatie met fysieke oefeningen zorgde ervoor dat uit een groep van 40 diabetici, 34 mensen konden stoppen met hun medicatie. (Campbell vermeldt nog elf studies die allemaal hetzelfde effect hebben.)

Hot dogs & hamburgers

Diabetes genezen zonder medicatie kan dus als je je levensstijl verandert. Een gewijzigde levensstijl heeft bovendien een gunstig effect op andere gezondheidsproblemen, medicatie niet.

Je leven veranderen is niet gemakkelijk. De oceaan van verkeerde informatie en onze ingebakken gewoontes staan in de weg. Hot dogs, hamburgers, frieten en andere berenpoten of bicky burgers zijn dodelijk maar o zo verleidelijk. Steeds jongere mensen krijgen diabetes: jaarlijks worden er in België circa 2 070 nieuwe type 1( zie hoger, de ernstigste vorm) diabetespatiënten ontdekt: 1 180 patiënten zijn jonger dan 14 jaar (Vlaamse diabetes vereniging). Je leven veranderen is dan misschien niet gemakkelijk maar misschien wel de moeite waard?

(Over hoe melk het ontstaan van diabetes type 1 bij zuigelingen kan veroorzaken, vind je meer info onder auto-immuun ziekten.)

terug naar overzicht

 

Veel voorkomende kankers: borst-, prostaat-, dikke darmkanker

De auteur kreeg in 1998 het Research Achievement Award van het American Institute for Cancer Research 
voor zijn levenslange studie van kanker.

 

Dit stuk gaat maar over drie, zij het vaak voorkomende, kankers. Zo is er ook nog ruimte om andere ziektes te bespreken. Het gaat om twee reproductieve kankers (borst en prostaat) en één digestieve kanker (dikke darm), de op één na (longkanker) meest dodelijke kanker. De effecten van voeding op kanker zijn virtueel dezelfde voor alle drie.

Borstkanker

Ongeveer 10 jaar geleden krijgt Campbell een dame aan de lijn die zijn advies wil i.v.m. borstkanker:

'In mijn familie zijn er heel wat gevallen van borstkanker. Mijn moeder en grootmoeder zijn er beiden van gestorven. Bij mijn zus van 45 werd onlangs borstkanker vastgesteld. Daarom ben ik erg bang voor mijn 9-jarige dochter. Ze zal weldra haar eerste menstruaties krijgen en ik maak me bezorgd over het gevaar dat zij loopt om borstkanker te krijgen. Ik heb er heel wat over gelezen. Familiale achtergrond blijkt héél belangrijk. Ik ben er dan ook bijna zeker van dat mijn dochter borstkanker zal krijgen. Eén van de opties die ik heb overwogen voor mijn dochter is een masectomie van beide borsten (beide borsten chirurgisch laten verwijderen). Heeft u enig advies?'

Dit is natuurlijk een héél extreme oplossing maar het toont de bezorgdheid waar ongetwijfeld duizenden vrouwen mee kampen. Later kreeg Campbell trouwens dezelfde vraag van een andere moeder. Of vroegen vrouwen, die reeds geopereerd waren van borstkanker, of ze niet best, preventief, ook al de andere borst zouden laten verwijderen.
Deze bezorgdheid werd ongetwijfeld ook gevoed door de vele berichten over de ontdekkking van twee borstkankergenen: BRCA-1 en BRCA-2. Die ontdekking versterkte het idee dat kanker genetisch bepaald is. Mensen met een familiale achtergrond van borstkanker maakten zich uiteraard ongerust. Voor de wetenschap en de geneesmiddelenindustrie opende zich bovendien het perspectief dat je via genetische tests borstkanker kon opsporen. Misschien kon je zelfs het gen manipuleren en zo borstkanker voorkomen?

Risicofactoren

Er zijn minstens vier belangrijke risicofactoren voor borstkanker die beïnvloed worden door onze voeding:

Breast cancer risk factors and nutritional influence (p.159)
Het risico op borstkanker verhoogt als ... Een dieet met veel dierlijk voedsel en geraffineerde koolhydraten ...
... de eerste menstruatie vroeg valt. ... verlaagt de leeftijd van de eerste menstruatie.
... de menopauze laat valt. ... verhoogt de leeftijd van de menopauze.
... het bloed veel vrouwelijke hormonen bevat. ... verhoogt het aantal vrouwelijk hormonen.
... de bloedcholesterol hoog is. ... verhoogt bloedcholesterol.

In feite zijn dit, met uitzondering van bloedcholesterol, variaties op hetzelfde thema: blootstelling aan te veel vrouwelijke hormonen, zoals oestrogeen en progesteron, verhoogt het risico op borstkanker.

Dietary Influence on Female Hormone Exposure over a Woman's Lifetime (Schematic) p. 160

Uit de China Study bleek dat Westerse vrouwen gemiddeld 2.5 - 3.0 keer meer aan oestrogeen worden blootgesteld dan Chinese vrouwen. Dit is een enorm verschil voor een zo belangrijk hormoon. Oestrogeen percentages zijn een kritisch element bij het bepalen van borstkankerrisico's. Oestrogeen heeft nl. een rechtstreekse invloed op het kankerproces. Hogere oestrogeenwaarden (en van andere hormonen) zijn een direct gevolg van het typisch Westers dieet, met veel dierlijke proteïne, vet en weinig vezels. (Campbell staaft zijn beweringen telkens met verwijzingen naar wetenschappelijke artikels, in deze passage verwijst hij naar meer dan 15 onderzoeken om aan te geven dat de data overweldigend zijn.)

Het risico op borstkanker kan dus aanzienlijk verminderd worden door onze voeding aan te passen. Spijtig genoeg weten erg weinig vrouwen dit. Je zou verwachten dat de officiële instanties deze info zouden verspreiden om zo jonge vrouwen zelf te laten beslissen welke stappen ze ondernemen om deze verschrikkelijke ziekte te vermijden.

Common Issues

Genen

Als er in je familie reeds ander gevallen (geweest) zijn van borstkanker, ben je natuurlijk ongerust. Vaak hoor je: 't zit in de familie, alsof je er zelf niks kan aan doen. Daardoor schakel je je eigen verantwoordelijkheid uit om iets aan je gezondheid te doen en beperk je de oplossingen.

Familiegeschiedenis speelt inderdaad een rol, maar dat vertegenwoordigt slechts een beperkt percentage (volgens één onderzoek zou slechts 3% van alle borstkankers te wijten zijn aan familiale achtergronden). De meerderheid van de borstkankers is niet te wijten aan familie of genetisch materiaal. Maar toch blijft dat genetisch fatalisme onze perceptie beheersen.
Eén van de redenen hiervan is het hoger vermelde onderzoek naar de BRCA-1 en BRCA-2 genen. Sinds hun ontdekking in 1994, wordt er in pers regelmatig naar verwezen. Wanneer deze genen muteren, verhogen ze het risico op borst- en baarmoederkanker. Deze gemuteerde genen kunnen van de ene generatie op de andere overgaan. Dan spreekt men van erfelijke genen. In de opwinding van deze ontdekkingen zijn er echter een paar dingen over het hoofd gezien.
Ten eerste: slechts 0.2% van de bevolking is drager van deze genen (1 op 500). Omwille van dit erg lage percentage, kan slechts een zeer klein gedeelte van de borstkankers verklaard worden door gemuteerde BRCA-1 of BRCA-2.
Ten tweede: dit zijn ongetwijfeld niet de enige genen die een rol spelen in de ontwikkeling van borstkanker: er zijn er ongetwijfeld nog.
Ten derde: het is niet omdat je drager bent van deze genen (of eender welk ander gen) dat de ziekte tot expressie komt. Het zijn omgevingsfactoren en je dieet die de expressie van het gen bepalen.
Een recent artikel heeft een zgn. 'review' gemaakt van 22 studies over het risico op borst- en baarmoederkanker bij dragers van gemuteerde BRCA-1 en BRCA-2. Het risico op borstkanker was 65% en op baarmoederkanker 39% voor BRCA-1 vrouwen vanaf 70 jaar. Voor BRCA-2 was dat resp. 45% en 11%. Voor deze vrouwen ligt het risico dus hoog maar een dieetaanpassing zou nog steeds voor een oplossing kunnen zorgen. En: de helft van de vrouwen die dit zeldzame gen hebben, krijgen dus géén borstkanker.
Conclusie: dit hele verhaal werd uit verband gerukt en gaf daardoor een verkeerd beeld van de oorzaken van borstkanker. Het is niet de bedoeling om gen-onderzoek te minimaliseren maar we mogen niet vergeten dat deze genen (gedragen door een kleine minderheid van de vrouwen) eerst tot 'expressie' moeten komen voor ze gevaarlijk zijn. En het is precies die expressie die beïnvloed wordt door de omgeving en de voeding.

Borstkankeronderzoek

Door al die informatie over genetische risico's en familiale achtergronden worden vrouwen steeds meer aangemoedigd om regelmatig hun borsten te (laten) onderzoeken. Mammografie of genetische tests doen echter niks aan kankerpreventie.

Vrouwen die regelmatig worden onderzocht lopen lichtjes minder gevaar dan vrouwen die niet regelmatig worden onderzocht. Onze kankertherapie werkt beter naarmate de kanker vroeger wordt ontdekt. Als de kanker tijdig wordt ontdekt, is de overlevingskans (5 jaar of langer) groter dan ooit tevoren. Maar dat betekent dat we de overlevingskans verhogen omdat de ziekte in een vroeger stadium wordt ontdekt, niet omdat onze behandeling in de voorbije jaren is verbeterd.

Tamoxifen

Naast de screening methode zijn er nog twee methodes die de laatste jaren werden gepromoot: tamoxifen en masectomie.
Tamoxifen, een geneesmiddel met anti-oestrogene werking, wordt gebruikt om de groei van de tumor of van metastasen af te remmen. Een studie toont een daling van 49%. De USFDA (US Food and Drug Administration) laat het gebruik ervan echter enkel toe in bepaalde gevallen (o.m. hoge oestrogeenwaarden). Het risico op dramatische bijwerkingen (infarct, baarmoederkanker, thrombose, enz.) is immers groot.

Waarom vragen we ons niet eerst af waarom die oestrogeenwaarden zo hoog zijn? Nu we weten dat ze te wijten zijn aan onze voeding, waarom wijzigen we onze voeding dan niet i.p.v. medicatie te nemen? Er is ondertussen genoeg bewijsmateriaal dat toont dat een plantaardig dieet de oestrogeenwaarden doet dalen. Zo bewees een recente studie bij meisjes van 8 tot 10 jaar dat een gematigd plantaardig dieet de hormoonwaarden aanzienlijk deed dalen (20-30%, zelfs 50% voor progesteron).

Vrouwen met een hoog risico op borstkanker hebben drie opties: onderzoek jezelf regelmatig en wacht, neem tamoxifen voor de rest van je leven of onderga een borstamputatie. Er zou een vierde optie moeten zijn: een dieet zonder dierlijke voeding, met weinig geraffineerde koolhydraten in combinatie met screening voor vrouwen met hoog risico.

Omgeving

Bepaalde chemische stoffen uit onze omgeving verstoren eveneens ons hormonaal evenwicht (al weet men nog niet precies welke hormonen worden getroffen). Meestal worden deze stoffen geassocieerd met industriële pollutie.

Zo zijn er de dioxines en PCB's. Deze stoffen worden door ons lichaam niet 'verwerkt'. Ze stapelen zich op in lichaamsvet en moedermelk. Het risico op kanker zou enkel bestaan wanneer grote hoeveelheden vlees, vis of melk worden gegeten.

Een ander groep zijn de PAH's (Polycyclic Aromatic Hydrocarbons). Ze komen bijv. voor in uitlaatgassen, teerproducten en sigarettenrook. In tegenstelling tot dioxines en PCB's verwerkt ons lichaam deze stoffen wél. In de verwerking produceert ons lichaam echter stoffen die met het DNA reageren en op die manier kanker kunnen veroorzaken. In trap 1 werd uitgelegd hoe een kankerverwekkend product (alfatoxine) zich kon ontwikkelen tot kanker dankzij een dieet rijk aan dierlijke proteïnen. Het feit of die PAH's verwerkt worden tot schadelijke stoffen in ons lichaam hangt dus in grote mate af van wat we eten.

HRT

Hormone Replacement Therapy (HRT) is een therapie die de ongemakken van de menopauze verlicht. Recente studies wijzen echter meer en meer op een verhoging van het risico op borstkanker (26-30%).

terug naar overzicht

Prostaatkanker

De prostaat is een klier, zo groot als een okkernoot, die bij de man vlak onder de blaas om de urinebuis heen zit. De prostaat produceert een aantal hulpstoffen die aan het sperma worden toegevoegd.

't Is maar een klein dingetje maar 't kan voor grote problemen zorgen. Het is één van de meest voorkomende kankers (25% in de V.S.). Ongeveer de helft van alle mannen van 70 en ouder hebben een latente prostaatkanker, een kanker in slapende vorm. Prostaatkanker evolueert bijzonder traag: slechts 7% van de diagnoses sterven binnen de 5 jaar. Het is een kanker die erg moeilijk te behandelen is omdat het niet duidelijk is wanneer hij levensbedreigend wordt. Herinner je wat de dokter aan mijn vader zei: de meeste mensen sterven niet vàn maar mét hun prostaatkanker.

Eén van de indicatoren voor postaatkanker is de PSA-waarde in het bloed (Prostate Specific Antigen). Als die hoger is dan 4, moet men zich beginnen zorgen maken. Of toch niet? Het is immers géén formele bevestiging van kanker. Zeker niet als de waarde lichtjes boven 4 ligt. Moet de prostaat dan verwijderd worden? Wat als de waarde 5 of 6 is? Een twijfelgeval dus.

We weten met zekerheid dat ook bij deze kanker voeding een sleutelrol speelt. Meer eerst gaan we eens kijken wat er al aan wetenschappelijk onderzoek is gedaan.

Om te starten, een aantal assumpties die heel de onderzoekswereld al lang aanvaardt:

Dat patroon gelijkt op dat van de andere welvaartsziekten. Prostaatkanker heeft ongetwijfeld een genetische component maar het zijn de omgevingsfactoren die de hoofdrol spelen. Ik veronderstel dat je weet wat nu gaat volgen? Dat plantaardige voeding goed is en dierlijke slecht? Inderdaad. Eigenaardig genoeg is één van de meest consistente, specifieke verbanden tussen prostaatkanker en voeding, de consumptie van zuivelproducten.

Een review (overzichtsstudie van meerdere artikels) van Harvard uit 2001: '... this is one of the most consistent dietary predictors for prostate cancer in the published literature.' Mannen met de hoogste zuivelconsumptie verdubbelen hun risico op prostaatkanker en verviervoudigen het risico op fatale prostaatkanker. Een gelijkaardige studie uit 1998 kwam tot dezelfde conclusie:'... the major contributors af animal protein, meats, dairy products and eggs have frequently been associated with a high risk of prostate cancer.[...] The consistent association with dairy products could result from, at least in part, their calcium and phosphorous content.'

Hoe werkt het?

Welk effect hebben zuivelproducten dan precies? Om dat beter te begrijpen worden twee mechanismen uitgelegd die hierin een grote rol spelen: de werking van het groeihormoon IGF-1 en het metabolisme van vitamine D.

IGF-1 (Insulin-like Growth Factor 1) is een hormoon dat de celgroei regelt. Uit onderzoek is gebleken dat, net zoals cholesterol voor hartziekten, dit hormoon een predictor (voorspeller) is voor kanker. In normale omstandigheden zorgt dit hormoon ervoor dat nieuwe cellen worden aangemaakt en oude verwijderd. In ongezonde omstanigheden daarentegen stimuleert ze de geboorte en groei van de cellen maar belet ze de afvoer van oude cellen. Dat mechanisme bevordert de ontwikkelingn van kanker. Wat heeft het te maken met ons eten? Dierlijke voeding verhoogt de bloedwaarden van dit groeihormoon. Voor prostaatkanker betekent dit dat mensen met een hoge IGF-1 5.1 maal meer kans maken op prostaatkanker.

Vitamine D is een 'vitamine' dat ons lichaam zelf kan aanmaken in regelmatig contact met zonlicht (15' à 30' om de twee dagen). De productie ervan wordt eveneens beïnvloed door onze voeding. De actieve vorm van vitamine D, 'supercharged D', speelt een grote rol bij prostaat - , borst - en dikke darmkanker maar ook bij osteoporosis en auto-immuun ziekten zoals diabetes type 1. Ons lichaam bepaalt zelf hoeveel supercharged D het moet aanmaken uit de reserve aan vitamine D. Het probleem is dat dierlijke proteinen de neiging hebben om het mechanisme te blokkeren. Hoge calcium-inname zorgt bovendien voor een omgeving waarin de productie daalt. Welke voeding bevat zowel dierlijke proteïne als calcium? Melk en zuivelproducten. Deze informatie bevestigt de 'biologische waarschijnlijkheid' van de geobserveerde fenomenen. M.a.w. wat we zien bevestigt het vermoeden dat dierlijke proteïnen en zuivel kanker bevorderen.

We hebben soms de neiging om ons af te vragen wat er eerst gebeurt: IGF-1 of vitamine D? We moeten er ons echter van bewust zijn dit géén onafhankelijke systemen zijn. Dat is zeker niet het geval: ze zijn een onderdeel van een hoogst verfijnd netwerk in ons lichaam. Een heleboel systemen werken samen met één doel: ziekte voorkomen. Er is dan ook niet één mechanisme dat kanker verklaart. Het zou absurd zijn te denken dat één systeem verantwoordelijk is. Wanneer we dat zéér gespecialiseerde netwerk dat ons lichaam is observeren, wordt wel duidelijk, dat de hoeveelheid en verscheidenheid aan bewijsmateriaal toelaat te besluiten dat vlees en zuivelproducten ernstige risicofactoren zijn voor prostaatkanker.

terug naar overzicht

Dikke darmkanker

Dikke darmkanker wordt ook tot de colorectale kanker genoemd. (Van colon en rectum, twee onderdelen van de dikke darm.)

'Colorectale kanker is de derde meest voorkomende kwaadaardige neoplasma wereldwijd en is de tweede meest voorkomende oorzaak van kankersterfte na longkanker. Deze kanker komt vaker voor in de Westerse wereld en is zeldzamer in ontwikkelingslanden. Er werd een stijging geregistreerd in Oost-Europa en Japan.' (Stichting tegen Kanker)

(Kanker wordt soms ook neoplasma malignum genoemd. ES)


Zo heeft Tsjechië bijvoorbeeld een sterftecijfer van 25.09 per 100.000 mannen terwijl Bangladesh een sterftecijfer heeft van 0.63 per 100.000 mannen (zie bijv. Age-Adjusted Colorectal Cancer Incidence and Mortality Rates for 2008 for 32 countries, België: 14.3).

Deze grote variatie tussen de verschillende landen kent men al lang. De vraag is waarom. Is het te wijten aan genetische verschillen of aan de omgeving?

Het lijkt erop dat omgevingsfactoren de belangrijkste rol spelen. Studies over migranten tonen dat wanneer mensen van een laag risico gebied naar een hoog risico gebied migreren, hun risico op colorectale kanker stijgt na twee generaties. Andere studies bewijzen dat het aantal colorectale kankers verandert in functie van een andere voedings- of levensstijl. Dergelijke snelle veranderingen kunnen niet verklaard worden door veranderingen in erfelijk materiaal. Het duurt immers duizenden jaren vooraleer er permanente wijzigingen optreden in het genetisch materiaal dat door de ene generatie aan de volgende wordt doorgegeven. Het moet dus iets te maken hebben met de omgeving of levensstijl.

Dé studie op dit gebied werd 30 jaar geleden gepubliceerd. Hierin onderzocht men de links tussen kanker en omgevingsfactoren in 32 verschillende landen. Eén van de sterkste verbanden tussen kanker en voeding was die tussen dikke darmkanker en vleesconsumptie.

Female Colon Cancer Incidence and Daily Meat Consumption (p.169)

Landen waar meer vlees, dierlijke proteïnen, meer suiker en minder volle granen werden gegeten, hadden hogere kankerpercentages. Een andere wetenschapper, Denis Burkitt, baseerde zich op zijn jarenlang onderzoek in Afrika om te veronderstellen dat vezels een grote rol spelen in de gezondheid van onze darmen. (Vezels komen alleen voor in planten.) Onderzoek toonde ook dat 10 gram vezels per dag het kankerrisico aanzienlijk deed dalen. (Een goeie portie bonen bevat al meer dan 10gr.)

Uit al dit onderzoek blijkt het belang van voeding voor colorectale kanker. Maar wat stopt deze kanker eigenlijk? Vezels? Fruit en groenten? Koolhydraten? Melk? Elk van deze elementen is in het verleden naar voor geschoven. Er is veel over gedebateerd maar dat leidde tot weinig eensluidende adviezen.

Niemand heeft ooit kunnen bewijzen dat vezels de toverformule bevatten om colorectale kanker te voorkomen. Om technische redenen is het moeilijk om hier een definitief oordeel over te vellen. Wanneer je praat over voedselvezels heb je het immers niet over één substantie maar wel over honderden substanties die allemaal betrokken zijn in een uiterst complex biochemisch en fysiologisch proces. Er zijn zo veel subfracties dat het onmogelijk is om een standaardprocedure uit te werken die zou toelaten om precies te meten wat elk onderdeeltje doet. In de China Study werden verschillende vezeltypes onderzocht. Zoals reeds vermeld ging een grotere consumptie van vezels gepaard met een daling van colorectale kankers. In 1990 toonde een review van 60 verschillende studies dat mensen die het meeste vezels eten tot 43% minder kans hebben op colorectale kanker. Maar zo besloten de wetenschappers:'... the data do not permit discrimination between effects due to fiber and non-fiber effects due to vegetables.' Een andere studie in 1993 kwam tot dezelfde conclusie: mochten Amerikanen 13 gr meer vezels uit voedsel (niet uit supplementen) eten per dag, het aantal kankers zou met één derde dalen.

Een recente, kolossale studie is het EPIC project. 'EPIC is a large study of diet and health having recruited over half a million (520,000) people in ten European countries: Denmark, France, Germany, Greece, Italy, The Netherlands, Norway, Spain, Sweden and the United Kingdom.' (http://epic.iarc.fr/). Net zoals bij de andere onderzoeken bleek dat vezelhoudende diëten het risico op colorectale kanker aanzienlijk deed dalen. We kunnen echter niks definitiefs zeggen over vezels alleen. Dat betekent dat toevoeging van vezelsupplementen aan de voeding niet het verhoopte effect zou kunnen geven. We weten echter wel dat plantaardig voedsel, van nature rijk aan vezels, wel een gunstig effect heeft. En dan hebben we het over groenten (niet het wortelgedeelte), fruit en volle granen.

In feite kunnen we er zelfs niet zeker van zijn of de daling in colorectale kankers te wijten is aan een stijging van vezelrijk voedsel. Immers, mensen die meer vezelrijke voeding eten, eten daardoor ook minder vlees. M.a.w. werken groenten, fruit en volle granen beschermend en/of is vlees gevaarlijk? Onderzoek bij blanke en zwarte Zuid-Afrikanen geeft het antwoord. Blanken hebben 17 keer kans op darmkanker dan zwarten. Eerst dacht men dat dit te verklaren was doordat zwarten veel meer ongeraffineerde maïsproducten (en dus meer vezels) eten dan blanken. Maar maïsproducten worden de laatste jaren steeds meer industrieel geraffineerd. Zwarten eten nu zelfs minder vezels dan blanken. En toch bleef het aantal colorectale kankers bij zwarten lager dan bij blanken. Je kan je dus afvragen of vezels inderdaad beschermend werken. Een recentere studie toont aan dat het hogere kankerpercentage bij blanken te wijten zou kunnen zijn aan hun grotere consumptie van dierlijke proteïnen (77g t.o.v. 25g/dag), verzadigd vet (115g t.o.v. 75g/dag) en cholesterol (408g t.o.v. 211g/dag).

Conclusie: de data geven duidelijk aan dat volle granen, groenten en fruit het risico op colorectale kanker aanzienlijk doen dalen ook al weten we niet welke vezels hiervoor verantwoordelijk zijn. Bovendien weten we niet hoe vezels hierbij betrokken zijn en hoe groot het effect is dat enkel aan vezels kan toegschreven worden.

Andere factoren die een invloed hebben op colorectale kankers zijn insuline resistentie (zie diabetes) en koemelk. Dit laatste komt van de overtuiging dat calcium goed zou zijn tegen colorectale kankers. Calcium zou de groei van de kritieke cellen belemmeren en zich binden met de galzuren. (Men denkt dat galzuur in de dikke darm kanker bevordert. Door zich te binden met galzuur zou calcium kanker voorkomen.) Onderzoek heeft hierover nog geen uitsluitsel gegeven. Eéntje heeft uitgewezen dat calcium inderdaad de verdachte galzuren vermindert maar komt tegelijkertijd tot de conclusie dat een volle granen dieet betere resltaten geeft. Eigenaardig genoeg geeft een combinatie van calcium én volle granen niet hetzelfde effect als wanneer beide elementen apart worden ingenomen.

Campbell twijfelt aan het gunstige effect van een calciumdieet gebaseerd op calcium supplementen of melk. Er is immers minder colorectale kanker in de streken van de wereld met een laag calcium verbruik (China bijv.) terwijl het meeste colorectale kankers voorkomt in streken met het hoogste calciumverbruik (West-Europa bijv.).

Tot slot lijkt (zelfs matig) sporten een gunstige invloed te hebben op het voorkomen van colorectale kanker.

Screening for trouble

Bij een colonoscopie (of coloscopie) onderzoekt de arts de binnenbekleding/het slijmvlies van de dikke darm. Hij doet dit door een flexibele slang - de colonoscoop - het lichaam van de patiënt in te brengen. Door deze colonoscoop kan de arts in de darm kijken. Hij doet dit om eventuele afwijkingen op te sporen of juist uit te sluiten. http://www.gezondheid.be/

Afwijking zijn bijvoorbeeld poliepen, zwellingen met een bepaalde vorm (dikker aan het uiteinde dan aan de basis). Mensen die goedaardige poliepen hebben, kunnen later ook kanker ontwikkelen. Wanneer ze tijdig worden verwijderd, vermindert het risico met 76-90%. Indien je risico vertoont op colorectale kanker, zou je je dus best regelmatig laten onderzoeken (vanaf 40 jaar).
Hoe weet je of je tot de risicogroep hoort? Door naar je rechtstreekse familieleden te kijken.
Dat kanker enkel 'in de genen' zit, wordt vaak overdreven. Onderzoek wijst uit dat 1-3% kan toegeschreven worden aan erfelijkheid. 10 tot 30% kankers komen wel meer voor in bepaalde families dan in andere. De meeste van die 'family clustered' kankers worden echter toegeschreven aan omgeving en voeding. Tenslotte leven families vaak op dezelfde plaats en eten ze dezelfde voeding.

Een gezond, plantaardig dieet zorgt er voor dat die genen niet tot expressie komen. Een vezelrijk dieet kan bovendien kanker voorkomen (het zal kanker in elk geval niet bevorderen). Onafgezien van het mogelijke genetisch risico gelden hier dezelfde voedingsadviezen.

terug naar overzicht

All together now...

Dit jaar zullen ongeveer 500.000 Amerikanen te horen krijgen dat ze borst-, prostaat- of dikke darmkanker hebben. Dat vertegenwoordigt jaarlijks 40% van de nieuwe kankers. Deze ziekten verwoesten niet alleen hun leven maar dat ook van familie en vrienden. Campbell's eigen schoonmoeder is dertig jaar geleden op 51-jarige leeftijd gestorven van dikke darmkanker. Toen wisten we niet wat we nu weten over het verband tussen voeding en gezondheid. Dat betekent niet dat we niet bekommerd waren (zijn) om de gezondheid van de mensen die ons dierbaar zijn: we hadden gewoon weg niet de informatie. Nochthans is er dertig jaar later weinig veranderd. Van alle mensen die kanker hebben of het risico lopen kanker te krijgen, hoeveel overwegen er een plantaardig dieet om hun kansen te verbeteren? Allicht héél weinig. Omdat zij ook niet over de juiste informatie beschikken.

Onze instellingen en informatiekanalen schieten te kort. Blijkbaar staat men weigerachtig om het bewijsateriaal te bespreken of zelfs te geloven. En toch is voeding als sleutel tot een goede gezondheid een zeer sterk alternatief voor de conventionele geneeskunde die voornamelijk gebouwd is op medicatie en operatie. De grote gemeenschap van professionele voedingsspecialisten, wetenschappers en geneesheren zijn ofwel onwetend of terughoudend. Zo wordt echter informatie achtergehouden die mensenlevens kan redden.

Er is genoeg bewijsmateriaal dat dokters ertoe zou moeten aanzetten om een nieuw dieet te promoten in de preventie en de behandeling van kanker. Er is genoeg bewijsmateriaal dat de regering zou moeten aansporen de volksgezondheid te vrijwaren voor onze slechte voeding. Er is genoeg bewijsmateriaal dat de stichting tegen kanker zou moeten aanmoedigen om plantaardige voeding (nog meer) aan te bevelen (voor de huidige aanbevelingen van de Belgisch stichting tegen kanker zie Voeding en kanker, een stand van zaken).

Mocht er een openbare discussie komen over onze voeding dan zou dit ervoor kunnen zorgen dat steeds minder mensen moeten horen dat ze borst-, prostaat- of dikke darmkanker hebben. Zo zouden we werken voor een toekomst met een betere gezondheid voor iedereen.

terug naar overzicht

Auto-immuun ziekten

Auto-immuunziekten ontstaan doordat het immuunsysteem lichaamseigen cellen en stoffen als lichaamsvreemd ziet. Het lichaam gaat dan antistoffen tegen de eigen weefsels vormen. Bij de aanmaak van deze antistoffen gebruikt ons afweersysteem antigenen.

Wat hebben deze ziekten te maken met onze voeding? De antigenen die ons afweersysteem misleiden om onze eigen cellen aan te vallen zouden wel eens in onze voeding kunnen zitten. Gedurende de spijsvertering bijvoorbeeld geraken sommige proteïnen in de bloedbaan zonder dat ze volledig in aminozuren zijn omgezet. De overblijfselen van die 'onverteerde' proteïnen worden door het immuun systeem als aanvallers gezien. Het maakt antistoffen aan en start zo het zelf vernietigende proces.

Een voedingsbron met veel proteïnen die fel op onze lichaamseigen proteïnen gelijken is koemelk. Meestal is ons afweersysteem slim genoeg om het onderscheid te maken tussen eigen en vreemde cellen. Ons systeem gebruikt zelfs de eigen cellen om te 'oefenen': het maakt antigenen aan maar vernietigt de 'bevriende' cellen niet. Ons immuun systeem is een uiterst verfijnd systeem dat beslist welke cellen moeten vernietigd worden en welke niet. Hoe het precies werkt, weten we nog niet. We weten alleen dat bij auto-immuun ziekten het systeem op één of andere manier het onderscheid niet meer kan maken en, in plaats van te 'oefenen' met lichaamseigen cellen, deze cellen vernietigt samen met de ongewenste indringers.

Type 1 Diabetes

In dit type diabetes (zie ook het stukje over Diabetes) valt het immuun systeem de pancreas cellen aan die normaal insuline produceren. Deze verschrikkelijke, ongeneeslijke ziekte komt voor bij kinderen. Wat veel mensen niet weten is dat er sterke bewijzen zijn die deze ziekte linken aan onze voeding, meer bepaald aan zuivelproducten. De manier waarop koemelk diabetes veroorzaakt is wel gekend. Het proces verloopt ongeveer zo:

Koemelk kan dus één van de meest vernietigende kinderziekten veroorzaken. Om evidente redenen is dit één van de meest controversiële punten in de huidige voedingsleer.

Onderzoekers in Finland (1992) hebben bloedstalen onderzocht van kinderen (4 tot 12 jaar) met diabetes type 1. Hierin analyseerden ze de hoeveelheid antistoffen die het bloed had aangemaakt tegen onverteerde koemelk proteïnen (Bovine Serum Albumine, BSA of runderalbumine). Daarnaast onderzochten ze gelijkaardige stalen bij kinderen die geen diabetes hadden (maar wel koemelk dronken). Het niveau antistoffen van al de diabetici lag hoger dan 3.55. Dat van al de niet diabetici lager dan 3.55. Deze studie heeft de nodige ophef gemaakt en voor een massa bijkomende studies gezorgd. Alle studies, op één uitzondering na, bevestigen de stijging van BSA antistoffen bij diabetische kinderen.

Gedurende de laatste tien jaar hebben wetenschappers ook andere stoffen buiten BSA onderzocht. Men krijgt nu een duidelijker beeld: babies of erg kleine kinderen met een bepaalde genetische achtergrond, die te snel van borstvoeding overschakelen naar koemelk en die misschien, besmet raken met een virus dat het immuun systeem van de darmen aantast, lopen véél kans om diabetes type 1 te krijgen. Met véél kans bedoelt men héél veel: het risico is 11 tot 13 keer hoger. Dat is enorm. Alles boven 3 tot 4 keer hoger wordt als héél erg beschouwd. Zo lopen rokers bijvoorbeeld 10 keer meer kans op longkanker en mensen met hoge bloeddruk 2.5-3 keer meer kans op een hartaandoening.
In hoeverre is diabetes type 1 te wijten aan een bepaalde genetische achtergrond? Het is vandaag erg populair om diabetes toe te schrijven aan genetische voorbestemming. Genen kunnen echter niet alleen verantwoordelijk zijn: ze hebben een 'trigger' nodig om tot expressie te komen. Bij identieke tweelingen bijv. heeft men gemerkt dat wanneer één van beiden diabetes heeft de andere slechts 13-33% kans heeft om het ook te krijgen. Mocht diabetes uitsluitend aan genen te wijten zijn, dan zou dat percentage veel hoger moeten liggen. Bovendien zou het risico van 13-33% te wijten kunnen zijn aan het feit dat tweelingen in dezelfde omgeving leven en dezelfde voeding eten.

Zie bijvoorbeeld de grafiek hieronder waarin een bijna perfecte correlatie tussen melkconsumptie en diabetes type 1 te zien is.

Consumption and Incidence of Type 1 Diabetes in Different Countries (p. 190)

Net zoals we gemerkt hebben bij andere welvaartsziekten, lopen mensen die van een laag risico gebied naar een hoog risico gebied migreren meer kans op de ziekte omdat ze de locale voeding en levensstijl overnemen. Dus zelfs wanneer een individu over het nodige genetische materiaal beschikt, dan nog komt het pas tot expressie omwille van bepaalde omgevings- en voedingsfactoren.

Diabetes type 1 stijgt elke jaar wereldwijd met een alarmerende 3%. Deze stijging komt voor in verschillende bevolkingen met verschillende ziektepercentages. Deze snelle stijging kan niet te wijten zijn aan genetische factoren. De frequentie van bepaalde genen in een grote bevolking is relatief stabiel in de tijd tenzij er omgevingsfactoren zijn waardoor de ene groep zich meer voortplant dan de andere. Mochten alle families met diabetes type 1 kinderen héél véél kinderen hebben en alle families zonder diabetes kinderen uitsterven, dan zouden de genen verantwoordelijk voor diabetes véél meer voorkomen in de bevolking. Dat is natuurlijk niet wat er gebeurt. Daarom is de stijging van 3% duidelijk niet alleen te wijten aan genetische achtergronden.

We hebben nu zeer sterke bewijzen dat koemelk een belangrijke oorzaak is voor diabetes type 1. Als we alle studies samenleggen, blijkt dat kinderen die te snel overschakelen van moedermelk naar koemelk gemiddeld 50-60% meer risico lopen op diabetes type 1 (of 1.5-1.6 keer meer). In 1994 heeft de American Academy of Pediatrics dan ook families met een diabetes verleden 'sterk aangeraden' hun kinderen geen koemelk te geven gedurende de twee eerste levensjaren. Ondertussen zijn ook zogenaamde 'pospectieve' studies gemaakt (studies die naar de toekomst kijken) om te zien of een nauwgezette opvolging van dieet en levensstijl de verschijning van diabetes type 1 kan verklaren. Ook hier weer wordt het gevaar van koemelk bevestigd, zeker voor genetisch voorbestemde kinderen.

Koemelk allicht oorzaak van dodelijke diabetes type 1

Veronderstel dat bovenstaande titel morgen op de eerste pagina van de krant staat. De reactie zou enorm zijn. De impact op de economie reusachtig. Toch zal je deze krantenkop niet zo snel zien ook al is er een overvloed aan wetenschappelijke bewijzen. Het nieuws wordt afgedaan door het onder de noemer 'controversieel' te klasseren. Controverses maken deel uit van het wetenschappelijk debat maar worden al te vaak gebruikt om wetenschappelijke resultaten uit te stellen en te vervormen. Mocht ik zeggen dat sigaretten slecht zijn voor je gezondheid en daar een berg aan bewijzen bij voorleggen, dan zal de tabaksindustrie er één onopgelost detail uithalen om op die manier het hele concept dat sigaretten ongezond zijn als controversieel af te doen. De correctheid van mijn hele wetenschappelijke onderzoek wordt daardoor in vraag gesteld. Dat is vrij eenvoudig want er zijn altijd onopgeloste details. Dat is eigen aan de wetenschap. Bepaalde groepen gebruiken de controverse als tactiek om ideeën te versmachten, constructief onderzoek te beletten, het publiek in verwarring te brengen en ernstig politiek debat onmogelijk te maken.

Voor alle duidelijkheid: blijkbaar is de gedachte dat melk goed is stilletjes aan het afbrokkelen. Toen ik begon te googelen naar een krantenkop die wél zou gelijken op wat hier boven staat, vond ik dit: Drink melk met mate, Voedingsdeskundige haalt tientallen jaren van zuivelaanbevelingen onderuit, De Standaard 28/11/2011.

Omdat ze zo misleidend is, vermeld ik hier nog maar eens de reclame voor melk of lees dit stukje over babyvoeding uit de website http://www.ikkantegeneenstootje.be/

Melk is goed voor jong én oud. Hier lees je precies waarom:
0 - 18 maanden De eerste zes maanden leven baby's maar van één ding, en dat is melk. Borstvoeding blijft ongetwijfeld de beste keuze: ze bevat niet alleen alle bouwstoffen, vitaminen en mineralen die de baby nodig heeft, maar ook belangrijke afweerstoffen. Een goed alternatief is een aangepaste zuigelingenmelk: tot zes maanden kies je voor een eerste leeftijdsmelk.


Momenteel loopt er op de vermelde melkwebsite zelfs een campagne speciaal gericht op moeders:

Het vermelde onderzoek naar diabetes zal dus niet zo direct de krantenkoppen halen omdat hier reusachtige financiële belangen mee gemoeid zijn. Toch is het bewijsmateriaal voor het verband tussen diabetes en koemelk overweldigend al begrijpen we het complexe mechanisme nog niet helemaal. Babies moeten gevoed worden met moedermelk. Eén van de gevaarlijkste dingen die een moeder kan doen is haar eigen melk vervangen door koemelk.

 

MS en andere auto-immuun ziekten

Campbell legt het mechanisme van Multiple sclerose (MS) uit en wijst op het feit dat de grote MS websites de ziekte beschrijven als een raadsel. Meestal wijzen ze op genetische factoren, virussen en omgevingsfactoren. Haast nergens wordt melding gemaakt van de rol die een dieet kan spelen. Dit is opmerkelijk omdat ook hier een massa onderzoek werd gedaan. Opnieuw lijkt koemelk een belangrijke rol te spelen.

Belangrijk onderzoek in dit domein is te danken aan Roy Swank die in de ziekte geïnteresseerd raakte toen hij merkte dat ze meer voorkomt naarmate je je van de evenaar verwijdert. (Dat blijkt ook het geval voor andere auto-immuun ziekten zoals diabetes type 1 en rheumatoïde artritis.) Swank ging ervan uit dat dit te verklaren was door de voeding, meer bepaald dierlijke voeding met veel verzadigde vetten. Hij volgt daarom 144 patiënten van het Montreal Neurological Institute gedurende 34 jaar. Ze werden geklasseerd in functie van hun consumptie van verzadigde vetten: 'good dieters' aten minder dan 20g per dag, 'poor dieters' meer (ter vergelijking: één Giant hamburger van Quick bevat 11.9 g verzadigde vetzuren, zie onder: Quick engageert zich, overzicht voedingswaren van de Quick producten). Naarmate de studie vorderde bleek dat bij de 'goede' diëten de ziekte aanzienlijk verminderde: '95% ...remained only mildly disabled for approximately thirty years.' Slechts 5 % van die patiënten stierf. In de groep 'slechte' diëten daarentegen stierf 80%. De eerste resultaten van deze studie werden gepubliceerd in 1953. Ze werd nadien nog gedurende 40 jaar opgevolgd.
Recenter onderzoek bevestigt de resultaten van Swank: koemelk is sterk gelinkt aan MS. Deze link is des te opmerkelijk omdat hij haast identiek is aan het verband dat tussen diabetes type 1 en koemelk bestaat. Bepaalde studies suggereren dat deze sterke correlatie misschien te verklaren is door de aanwezigheid van een virus in de melk. In studies in verschillende landen bleek verzadigd vet niet alleen verantwoordelijk, ook de consumptie van vlees rijk aan verzadigd vet speelt een grote rol. De consumptie van vis daarentegen, rijk aan omega-3 vetten werd geassocieerd met lage ziektepercentages.

Specifieke genen zouden ook een rol spelen bij MS. Niet minder dan 25 genen zouden een invloed hebben. Het zal dus nog een tijdje duren voor we weten welk gen welke rol speelt maar genetisch materiaal blijkt verantwoordelijk voor slechts 1/4 van het ziekterisico.

Alhoewel diabetes type 1 en MS nog slecht begrepen worden (welke rol spelen virussen, genen en het immuun systeem?) hebben ze allebei een alarmerende link met dieet. Beide ziektes komen meer voor bij een Westers dieet.

Hier werden slechts twee ziekten besproken maar er zijn nog tientallen andere auto-immuun ziekten. Wat hebben deze ziekten gemeen? Als we gemeenschappelijke kenmerken kunnen ontdekken zijn die misschien ook te wijten aan gemeenschappelijke oorzaken?

  1. Per definitie kenmerken deze ziekten zich door een immuun systeem dat 'op hol slaagt' en de lichaamseigen proteïnen aanvalt.
  2. Alle bestudeerde ziekten komen meer voor naarmate de breedtegraad groter wordt (en de hoeveelheid zonlicht daalt).
  3. Sommige ziekten hebben de neiging om bij dezelfde mensen voor te komen. MS en diabetes type 1 bijvoorbeeld komen bij dezelfde mensen voor. Ook MS en Parkinson (geen auto-immuun ziekte maar wel met auto-immuun kenmerken) vind je soms in dezelfde streek en bij dezelfde individuën. Hetzelfde geldt voor MS en lupus, de ziekte van Graves, enz.
  4. De ziekten waarvan het verband met voeding werd onderzocht tonen een sterk verband met de consumptie van dierlijk voedsel, meer bepaald koemelk.
  5. Er zijn bewijzen dat een virus (of virussen) bepaalde van deze ziekten kunnen veroorzaken.
  6. De achterliggende mechanismen van deze ziekten gelijken fel op elkaar. (Misschien spelen koemelk en het gebrek aan zonlicht (vitamine D) dezelfde rol in deze mechanismes?)

terug naar overzicht

Uitbreiding: beender-, nier-, oog- en hersenaandoeningen

Eén van de meest overtuigende argumenten voor een plantaardig dieet is dat het een brede waaier aan ziekten helpt voorkomen.

Als je aan iemand zegt dat studie x of y aantoont dat fruit en groenten je beschermen tegen hartaandoeningen dan zal de persoon in kwestie allicht akkoord gaan, zeggen dat het allemaal heel leuk is voor fruit en groenten maar thuis terug gehaktballetjes met friet eten. Hoe groot en hoe overtuigend de studie ook is, maakt niks uit. Mensen hebben nu éénmaal een gezond scepticisme als het maar over één studie gaat.
Als je aan iemand tientallen studies voorlegt waaruit blijkt dat in landen waar weinig dierlijk voedsel gegeten wordt minder hartaandoeningen voorkomen dan in landen waar veel dierlijk voedsel wordt gegegeten en je nog meer studies boven haalt die tonen dat een dieet met weinig dierlijk voedsel, volle granen en onbehandeld plantaardig voedsel en fruit hartaandoeningen vertraagt en zelfs geneest, dan gaan mensen misschien al wat meer nadenken.
Als je ten slotte bewijst dat dit niet alleen geldt voor hartaandoeningen maar ook voor obesitas, darmkanker, prostaatkanker, multiple sclerose en andere auto-immuun ziekten, dan kan het zijn dat mensen nooit meer gehaktballetjes eten.

Er zijn zo veel en zo uiteenlopende bewijzen dat je er niet omheen kan: voeding heeft een héél grote invloed op de gezondheid.

Met één studie kan je zo wat alles bewijzen maar wat als honderden, duizenden verschillende studies allemaal het beschermend effect aantonen van plantaardig voedsel en/of het schadeijke effect van dierlijk voedsel? Toeval? Niet genoeg gegevens? Vooringenomen onderzoek? Slecht geïnterpreteerde statistieken? Gegoochel met cijfers? Neen, dit moet 'the real deal' zijn.

Om aan te tonen hoe breed het bewijsmateriaal is, behandelt Campbell nog vijf ziekten die op het eerste gezicht niks met elkaar te maken hebben: osteoporosis, nierstenen, blindheid, cognitieve disfunctie (aandachtstoornissen) en Alzheimer. Géén van deze ziekten is dodelijk. Ze worden vaak beschouwd als onvermijdelijke gevolgen van hoge leeftijd. Daarom vinden we het normaal dat opa alles troebel ziet, de namen van zijn beste vrienden vergeet of een kunstheup nodig heeft. Nochthans hebben ook deze ziekten een link met voeding.

Osteoporosis

Van kinds af aan horen we dat botten ervoor zorgen dat je lichaam stevig is. Zonder balken zou het dak toch ook instorten? Zonder botten zakken we ineen als een schotelvod. En wat moet je doen om stevige botten en mooie tanden te hebben? Melk drinken.

Enkel in Europa, Australië en Nieuw-Zeeland wordt meer melk gedronken dan in Amerika. In al deze landen zouden de mensen dus héél stevige botten moeten hebben. Spijtig genoeg is dit fout. Het tegenovergestelde is zelfs waar: hier komen nl. de meeste heupfracturen voor. Het percentage heupfracturen wordt gezien als een goede indicator van osteoporosis, een beenderaandoening die vooral vrouwen treft na de menopauze. Daarom raadt men ook aan meer calcium in te nemen (een idee dat - om evidente redenen - door de melkindustrie zwaar gepromoot wordt). Toch klopt er iets niet. De landen met de hoogste melkconsumptie hebben immers het grootst aantal breuken en de slechtste botten. Hoe komt dat? Eén mogelijk verklaring is te vinden in dierlijke proteïne.

Een reviewstudie (34 verschillende studies in 16 verschillende landen bij vrouwen ouder dan 50) uit 1992 gaf een overzicht van het verband tussen dierlijke proteïne en breuken. 70% van de breuken was te wijten aan de consumptie van dierlijke proteïne. De wetenschappers legden uit dat dierlijke proteïne, in tegenstelling tot plantaardige, de zuurtegraad van het lichaam verhoogt. Daardoor worden het bloed en onze vezels zuurder. Om die zuurtegraad te neutraliseren, gebruikt ons lichaam calcium, een heel doeltreffende base. Dat calcium moet natuurlijk ergens vandaan komen. Uiteindelijk haalt ons lichaam het uit onze botten die daardoor brozer worden.

Dat dierlijke proteïne slecht is voor de botten en de zuurtegraad in het lichaam doet stijgen weten we al van in 1880. Het hoger beschreven proces onttrekt calcium aan het lichaam en zorgt voor een hoger calciumgehalte in de urine. Tot op de dag van vandaag is het fenomeen bestudeerd. Men stelde o.m. vast dat een verdubbeling van (meestal) dierlijke proteïne (van 35-78g per dag) een alarmerende stijging van 50% veroorzaakte in het urinaire calciumgehalte. Dat ligt helemaal binnen de dagelijkse consumptie van de doorsnee Amerikaan. Gemiddeld eet een Amerikaan 70-100g dierlijke proteïne per dag. (Een studie van het Atkins Center toonde aan dat mensen na zes maanden Atkins dieet, 50% meer calcium afscheiden.)

Dat één enkel mechanisme verantwoordelijk is voor een bepaald fenomeen is zelden het geval. In dit voorbeeld is het bewijs echter overweldigend. Een recente studie uit 2000 (87 verschillende studies in 33 verschillende landen) vergeleek de verhouding plantaardige/dierlijke proteïne met het aantal heupfracturen:

Association of Animal vs Plant Protein Intake and Bone Fracture Rates for DIfferent Countries (p. 206)

Bij een hoge plantaardige ratio, zie je dat heupfracturen virtueel onbestaande zijn! Je kan dit niet zo maar afdoen als 'weer eens een studie die..'. Het gaat om niet minder dan zevenentachtig (87) studies die allemaal werden gepubliceerd in gerenommeerde Journals.

Deze studies stellen de wijd verspreide mening dat melk goed is voor je botten ernstig in vraag. En toch blijven we haast dagelijks reclame zien die zelfs moeders aanzet om meer melk te drinken. En dat allemaal onder het dreigende motto: zorg ervoor dat je voldoende calcium binnen krijgt! Deze hype voor calcium is echter onterecht: een studie toont aan dat hoger calciumverbruik een hoger - niet lager - risico inhoudt op botfracturen.

Een specialist terzake, Mark Hegsted, geloofde zelfs dat door overmatige calciuminname ons lichaam de controle verliest. Het 'weet' niet meer wanneer en hoeveel calcium moet gebruikt worden. Onder gewone omstandigheden gebruikt ons lichaam hiervoor calcitriol (een geactiveerde vorm van vitamine D). Dit hormoon beslist hoeveel calcium uit de voeding wordt gehaald en hoeveel er via het bloed naar de botten wordt gestuurd. Als we te veel calcium innemen verliest ons lichaam tijdelijk of definitief de controle over calcitriol. Dierlijke proteïne en calcium zelf (bij hoge dosis) blijken dus verantwoordelijk voor het risico op osteoporosis. Spijtig genoeg zijn vooral zuivelproducten rijk aan beide elementen. Hegsted in 1986:'... hip fractures are more frequent in populations where dairy products are commonly consumed and calcium intakes are high.'

Jaren nadien suggereert de zuivelindustrie nog steeds dat we méér melk moeten drinken voor sterkere botten en betere tanden. Verwarring, tegenstrijdige belangen, opzettelijk uitgelokte controverses en enorme financiële belangen zorgen ervoor dat vandaag eender wat als 'wetenschappelijk' wordt voorgesteld.

Daarom tot slot een paar tips:

  1. Beweeg. Neem de trappen i.p.v. de lift, wandel, fiets, zwem, doe yoga, aerobics, enz. Er zijn tal van leuke mogelijkheden. Je zal je beter voelen en je botten worden er gezonder van.
  2. Eet zo veel mogelijk groenten en fruit. Vermijd zo veel mogelijk dierlijke voeding, zuivelproducten inbegrepen. Héél wat groenten zoals bonen en bladgroenten bevatten een hoop calcium. Vermijd zo veel mogelijk geraffineerde koolhydraten (snoep, koekjes, ontbijt mixen zoals choco pops of frosted cornflakes, witte rijst, pasta, enz.) en je zal geen calciumtekort hebben.
  3. Beperk het zout. Overdadig zoutgebruik zou voor problemen kunnen zorgen. Vermijd daarom zo veel mogelijk kant en klaar verpakte maaltijden.

terug naar overzicht

Nierstenen, blindheid, cognitieve disfunctie (aandachtstoornissen) en Alzheimer

Op dezelfde manier toont Campbell aan dat ook nierstenen, blindheid (cataract en maculaire degeneratie), cognitieve disfunctie (aandachtstoornissen), vasculaire dementie en Alzheimer gerelateerd zijn aan onze voeding.

 

Al de ziekten die in deze tweede trap werden besproken zijn enorm belastend. De meeste komen voor op 'latere' leeftijd en zijn niet noodzakelijk fataal. Mensen die deze ziekten hebben leven meestal nog lang. De kwaliteit van dat leven neemt echter gaandeweg af tot de ziekte hen volledig afhankelijk maakt van anderen en ze haast niet meer zelfstandig kunnen functioneren.

 

Vorig jaar bij het ontbijt op de Amtrak van New Orleans naar New York, zat er een immens dikke, vriendelijke, babbelzieke man aan het ontbijt. Hij bestelde een dubbel ontbijt van spek met eieren. Toen de dienster hem hierover een opmerking maakte, antwoordde hij: 'I don't want to be healthy, I want to be happy.' Ik zou zeggen: 'I want to be happy AND I want to be healthy.' Het éne lijkt me namelijk nogal moeilijk zonder het andere.

ES - Rev VVdB 12/4/2012

 

 

Trap 3 Good nutrition guide & Why haven't you heard this before?

 

http://www.foodrevolution.org/

with John and Ocean Robbins, broadcasting worldwide

April 28 - May 6/2012